Nieuwerbrug is misschien niet groot, toch zijn er genoeg verhalen over te vertellen.
Op deze pagina zult u deze verhalen kunnen lezen. Hieronder vindt u er alvast een paar.
Spoorwegongeluk bij Wierickebrug Ooggetuigenverslag van het ongeluk in 1902 |
|
Ons Dorpswapen Hoe is het ontstaan en wat is de betekenis van de afbeeldingen? |
|
Dick van Dam Hij vertelt over zijn houtzagerij De Volharding. |
Dick van Dam uit Nieuwerbrug. Bij het maken van de afspraak waarschuwde Dick van Dam er al voor. De Nieuwerbrugger heeft zoveel verhalen dat er een boek mee is te vullen. In deze rubriek beperken we het verhaal tot de houtzagerij, omdat hij daar destijds met het meeste plezier heeft gewerkt. De houtzagerij van weleer in niets tevergelijken met de huidige. In die tijd waren er wel vijf in Nieuwerbrug. Allemaal hadden ze hun bedrijf aan de Oude Rijn. De waterweg die voor de aan- en afvoervan de bomen en het wateren zorgde. Hout en meel Laten we bij het begin beginnen. Bij overgrootvader Piet, die boer was aan het Weijland. Piet met de baard. In 1896 leende hij 10.000 gulden van de welgestelde Bodegraafse weduwe Batelaan. Zo kon hij aan de overkant van de weg een woonhuis laten bouwen met een meelfabriek en houtzagerij en zo had hij het hele jaar door werk. In het voorjaar, wanneer de koeien bijgevoerd moesten worden draaide de meelfabriek op volle toeren. En in het najaar de houtzagerij. Het woonhuis en alles wat daarachter is gebouwd, lijkt op een boerderij. De dorpstimmerman in die tijd had kennelijk tweebouwtekeningen van woonhuizen. Eén vaneen daggelderhuisjes en één van een boerderij. Richting Nieuwerbrug werd de meelfabriek, de Volharding, gebouwd. Richting Bodegraven de houtzagerij. Het woonhuis met de boerderijuitstraling in het midden. Schippersknecht en marine officier Dick van Dam heeft zijn lagere schooltijdop de Verhoef-Rollmanschool in Bodegraven gezeten. Vervolgens ging hij naar het Lyceum in Alphen aan den Rijn. Opzijn achttiende ging hij naar Delft om daar te studeren. Maar kwam, zo vertelde hij, na een verkeerd gekozen studie gedesillusioneerd terug. Op dat moment werd ereen schip gelost bij de houtzagerij. De schippersvrouw was in verwachting van haar derde kind. En de schipper kon wel een schippersknecht gebruiken. Zo voer Dick vijf maanden mee met het binnenschippersgezin. De vrouw was Franstalig en hun kinderen werden tweetalig opgevoed. Dick leerde na zes jaar Franse les op school in deze periode voor het eerst echtde taal spreken. Wat hem jaren later bij het inkopen van Franse iepen goed van pas zou komen.Vierentwintig maanden in militaire dienst volgden daar op. Waar Dick als Marineoffcier in Den Helder was gelegerd. “Ik heb nooit meer zo veel geld en zo weinigzorgen gekend. Ik kreeg 51 gulden, kosten onderkomen, bewassing en twee keer vrij vervoer per maand. Met Bram Mühl ben ik vervolgens naar Spanje gegaan.Om Spaans te leren. Eerst pot verteren endaarna werken voor de kost.” Wateren “Eenmaal weer thuis ging ik bij mijn vaderwerken en kwam onderaan op de loonlijstte staan. Ik moest onderaan beginnen; zakken veevoer sjouwen bij de maalderijen in de houtzagerij moest ik zorgen dat de zaagmachines steeds hout hadden. En oplatten en aflatten.” Dit vakjargon behoeftuitleg. Dick wijdt ons in, in de wereld vande houtzagerij van weleer. “De bomenwerden gemeten op de kubieke inhoud. De onderstammen waren meer waard dan dat wat er bovenuit stak. Was de koop van een partij bomen beklonken dan werden ze gemerkt met ons eigen merk.” We krijgende merkhamer te zien. Een stevige houten handvat met een ijzeren gedeelte waarde letters DCVD (Dick Cornelis Van Dam) in spiegelschrift op staan. Ook zo’n zelfdehamer maar dan staan er nummers in eencirkel op het ijzeren gedeelte. “Met kracht werden de letters en bijbehorende cijfers in het hout geslagen. De nummers correspondeerden met maatlijst van de partij die werd ingekocht.” De bomen werden gerooid en per schip vervoerd. Eenmaal bij de houtzagerij afgeleverd moesten de stammen wateren. Dick: “Door de jongste jaarringen stromende groeistofen. De stammen werden gewaterd, zodat de sapstromen eruit zouden ‘spoelen’. En het verminderd de neiging tot kromtrekken. Het vrij zure water uit het veengebied maakte dat het hout mooi blank werd. Naar gelang de dikte vande stam werden ze één jaar tot anderhalf gewaterd. Voor de langere stammen pachten we de buitenbochten van de Oude Rijn, bij de Witte Wimpel, maar ook bij de Schans. Daar lagen er zoveel dat je over destammen kon lopen. Naarmate de stammen zich volzogen zonken ze. De grootstestammen lagen net buiten de vaargeul. Met palen met witte koppen boven het wateroppervlak werden ze afgepaald. Zo wist de scheepvaart waar er werd gewaterd.” Oplatten en aflatten “Ja,” knikt Dick bevestigend als we vragen hoe die stammen zo vol met water weerop het droge kwamen, “het was handwerk. We sloegen een twee meter lange smeedijzeren pen in het hout. Aan die pen zateen ketting en met een tandkrans draaiden we de ketting omhoog. Twee hooguit vier stammen per keer legden we dan op de stalen punter, die vervolgens met een jaaglijn naar de zagerij werd getrokken. In de zagerij hadden we twee zaagmachines. Een die stammen van 1,25 meter door kon zagen en een voor stammen van 75 centimeter. Aangedreven door dieselmotoren. Het zaagsel werd in zakken gedaan voor de palingrokers. Het koste ze geen geld, alleen een maaltje paling.” Onze verteller glimlacht; “Dat was zeker een goede deal.” “De bomen eenmaal tot balken of planken gezaagd werden opgelat om te drogen.Tussen de balken of planken werden kleine latjes gelegd zodat de wind er goed tussendoor kon waaien. De boel moest op stok staan voor de kortste dag van het jaar. Het voorjaar was vaak zo droog en dan droogt de buitenkant harder dan de binnenkant waardoor er scheurtjes in de bovenkant komen en het hout niet meer netjes is af te werken. Als het eenmaal droog was ging het naar de loods voor de verkoop.” Verkoop “Mijn vader heeft op jonge leeftijd een ongeluk gehad en had daardoor last van zijn knie gekregen. Waardoor ik vanaf mijn 23ste de weg op moest om klanten te zoeken. Van de Veluwe tot de kust, we hadden overal onze klanten zitten. Hoofdzakelijk meubelfabrikanten en carrosserie en wagenbouwers. Aan de laatste werden vooral iepen verkocht. Iepenhout heeft een hoge splijtvastheid en het laat zich goed bewerken. Het is wel gevoelig voor houtworm. Maar zolang het rolt ging het goed. Houtworm houdt niet van dat gehorrel van de wielen. Wagens die lang stil stonden hadden dus wel last van houtworm.” Hout, hout en hout Het grootste deel van de woonkamer is hout. Houten boekenplanken, houten tafel en een houten bijzet tafeltje meteen prachtige nerf in een rondachtige grillige vorm. Het blijkt een plank van een stuk celwoekering van een boom te zijn. Een uitzonderlijk groot exemplaar. “Bomen zagen, balkenzagen, het is vreselijk leuk wat er telkens weer tevoorschijn komt.” “De laatste 25 jaar hebben we met rustiek- en restauratiehout gewerkt. De wagenmakerij verdweenen per toeval zijn we erin gerold. Oude eiken balken herzagen. Dat oude eikenhout is zeer versteend en wij hadden een machine die dat aankon. Restaurateurs van onder andere kerken kochten het hout bij ons. De Nieuwe Kerk van Amsterdam is met ons hout gerestaureerd. De preekstoel, de heren banken; als de Nieuwe Kerk op televisie komt, kijk ik er altijd naar. Vanaf 1972 hoefde ik daarom niet meer op pad om klanten te zoeken. Ze wisten ons allemaal te vinden.” Restjes Brandhout Eind 1988 zijn we gestopt. In 1990 is de houtzagerij afgebroken. Het heeft nog een aantal jaren geduurd voor de laatste stukkenhout waren verkocht. Deze winter hebben we van het laatste brandhout nog lekker warm gezeten. Volgendjaar moeten ook wij brandhout voor de open haard kopen.” Tekst: Marlien van Leeuwen Kijk op Bodegraven, 19 juni 2013. |
Rijnkant, 1911 Cok Graafand aan ‘t werk bij de grote bomen zaag
|
Weijland 24 in 1977. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Achterkant zomerhuis 1977 en kleine stal Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. |
|
Hooikap en stal. 1974. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. |
|
Vaders Wens, familie en meubelmakersbedrijf W.Mulckhuyse Rijksmonument Vaders Wens, Weijland 9. 2014 Twee grote kreeftankers en een kleine jaarsteen van 1791 sieren de voorgevel van dit rijksmonument. Tot 1992 was de boerderij in bedrijf, nu is het een woonboerderij, gerestaureerd met oude materialen naar de huidige woonmaatstaven. Bijzonder is dat de binnenmuren zijn gepleisterd met leem en de verwarming geschiedt door een houtgestookte leemkachel. Er wordt gekookt op een oud fornuis. Op zolder is nog de grote rookkast aanwezig in het schoorsteenkanaal en in de woonkamer zijn de drinkbakken van de koeien nu decoratieve elementen. De granito vloer van de kaaskamer is weer in ere hersteld en het bijzondere boenhok met zadeldak en stervenster wordt gebruikt als buitenkeuken. Ook bij de bouw van de nieuwe meubelmakerswerkplaats, overigens keurig verborgen in het groen en achter de boerderij, is gebruik gemaakt van natuurlijke materialen zoals veel hout en heel bijzonder een sedumdak begroeid met 7 soorten sedum. Er worden maatwerk meubels en keukens geproduceerd. In de werkplaats kunt u zien hoe dat in zijn werk gaat en wat er allemaal mogelijk is op dit gebied.
|
|
Voorbreed, Rietveld 128. 2010. Groene Hart leven - foto: Roel van Norel
|
|
Als je bij de A12 staat, die dwars door de polder heen loopt, realiseer je je misschien niet dat die een lange geschiedenis heeft. Deze polder “Het Westeinde van Waarder” ligt tussen de Dubbele Wiericke, Korte Waarder, Molendijk en polder Ruige Weide. Aart Hendriksz Knijff voorzitter van het polderbestuur, ook burgemeester van Barwoutswaarder, Rietveld en Waarder, ongeveer 1890 |
|
Gemeentelijk monument, Barwoutswaarder 85 Barwoutswaarder 85 in 2014. Jan Bouthoorn wordt op 9 maart 1772 in Bekenes geboren en woont in 1832 al op deze plek. In de eerste helft van de negentiende eeuw is er hier dus al een oude boerderij, met soms één huisnummer: Bekenes 57, later 100, soms twee 100 en 101. Er staan twee boerderijen vlak naast elkaar, eerst wordt voor de rechtse een nieuwe gebouwd een stukje westelijker, nu nummer 87. Rond 1898 wordt voor de linkse een nieuwe boerderij gebouwd. De huidige bewoner, nu Barwoutswaarder 85, vindt het wonen in een oud monument geen onverdeeld genoegen: “Wonen in een monument geeft meer last dan lust. Dubbel glas is bijvoorbeeld niet mogelijk.” Of met de woorden van een makelaar in cultureel erfgoed: Het aan regels gebonden beheer en de kosten van exploitatie maken gebruik van een monument niet aantrekkelijk. Geschiedenis gebruik en bewoning In 1832 is Jan Bouthoorn eigenaar van twee naast elkaar gelegen boerderijen en al het omliggende land. De percelen oostelijk van de boerderij zijn dan volgens het kadaster al boomgaard en het bedrijf heeft ook percelen weiland, hooiland en bouwland. Jan en zijn echtgenote Cornelia Kok beheren het bedrijf, de weduwe met haar zoon Lourens Bouthoorn en diens vrouw Elizabeth Verkuil blijven, na de dood van Jan in 1842, op de boerderij tot 1867. Dan komt, als eerste van het geslacht Kool, Jan Kool uit Maartensdijk met Maagje Oskam uit Harmelen er boeren. Na Jan komen zoon Teunis en kleinzoon Willem. Willem is ook bestuurslid van de polder Barwoutswaarder. Zijn dochter Dieuwertje en Jan Spek nemen als laatste van de familie Kool in 1956 de boerderij over. In de vorige eeuw bestaat het bedrijf uit melkveehouderij met fruitteelt, legkippen en wat hokken mestvarkens. De eieren gingen naar de veiling in het Grauwe Paard in Nieuwerbrug en later naar die in Woerden. Nadat zij de boerderij hebben overgenomen legt Dieuwertje zich toe op de kaasmakerij en is op de Woerdense kaasmarkt bekend om de eerste kwaliteit kazen van wel 24 kg. Jan is specialist in het fokken van beren die landelijk verkocht worden, daarnaast heeft hij veel bestuurlijke functies. In de eenentwintigste eeuw is de boomgaard gerooid, en is het alleen een melkveehouderij die wordt gedreven door een opvolger. In die laatste tijd zijn land en melkrechten bijgekocht van buren die gestopt zijn met hun bedrijf. Nieuwe wegen belemmeren de bedrijfsvoering De laatste anderhalve eeuw is er geknaagd aan het land van de boeren ten zuiden van de Rijn en daardoor aan hun bedrijfsvoering. In 1877 wordt de spoorlijn Utrecht-Leiden aangelegd en raken boeren een deel van hun land kwijt. Belangrijker nog: hun percelen zijn nu doorsneden door de spoordijk, waar ze met hun vee en vervoermiddelen over moeten. Dat kan naast ongemak ook gevaarlijke situaties veroorzaken. In 2011 moeten in principe de boerenoverpaden verdwenen zijn. Herinrichting van land zoals westelijker komt in Barwoutswaarder niet van de grond. Voor de oorlog wordt de A12 aangelegd en een halve eeuw later weer verbreed. In 2013 wordt de zuidelijke randweg naar Woerden aangelegd. Er moeten daardoor nieuwe toegangen tot de percelen komen aan de zuidkant. Nog meer boerende Bouthoorns en Koolen Er woonden nog meer Bouthoorns in de buurt op boerderijen: in 1832 woont de weduwe van Bastiaan Bouthoorn, Aaltje van Vuren, op de boerderij die nu nummer 83 heeft, zij woont daar later in bij haar dochter Maria die getrouwd is met Jan van der Mel. Geertruij Bouthoorn is in die periode getrouwd met Jacob den Hollander en zit even verder op een boerderij. Anthonie Frederik Kool uit de tweede generatie boert rond 1900 ook in Barwoutswaarder. In de twintigste eeuw zit een naamgenoot en neef uit de derde generatie, en afkomstig van de boerderij, op het boerenbedrijf Korte Waarder 17, nu het Thomashuis. Hij is na de oorlog bestuurslid en later voorzitter van de polder Westeinde van Waarder. Zijn zoon Teunis Kool stopt daar met boeren en gaat elders verder. |
|